Tom couldn't put his thoughts in order. - Tom kon zijn gedachten niet op een rijtje zetten.
Tom couldn't put his thoughts in order.
Tom kon zijn gedachten niet op een rijtje zetten.
I must put my watch forward two minutes. - Ik moet mijn horloge twee minuten vooruit zetten.
I must put my watch forward two minutes.
Ik moet mijn horloge twee minuten vooruit zetten.