alleen

listen to the pronunciation of alleen
Нидерландский Язык - Турецкий язык
keşke
tek başına

Onu tek başına yapsın. - Laat hem het alleen doen.

Tek başına seyahat etmek istiyor. - Hij reist graag alleen.

yalnız başına
tek başıma
yalnız

Onu yalnız bırakamam. - Ik kan hem niet alleen laten.

Kütüphanede yalnızdılar. - In de bibliotheek waren ze alleen.

keşkeler
yaln
baş başa
biricik
sadece

Ben sadece söylüyorum! - Ik zeg het alleen maar!

Sadece annem beni gerçekten anlar. - Alleen mijn moeder begrijpt me echt.

bir başına
Немецкий Язык - Английский Язык
malls
promenades
proms
alleys
avenues
Нидерландский Язык - Немецкий Язык
alleingang
einzig
lediglich

Du musst lediglich das Zimmer aufräumen. - Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.

allein

Sie hat ihren Sohn allein im Auto gelassen. - Zij heeft haar zoon alleen in de auto achtergelaten.

Das liegt daran, dass du nicht allein sein willst. - Dat is omdat je niet alleen wilt zijn.

bloss
alleine
nur noch