Onu tek başına yapsın.
- Laat hem het alleen doen.
Tek başına seyahat etmek istiyor.
- Hij reist graag alleen.
Buraya yalnız mı geldin?
- Ben je hier alleen heen gekomen?
Onu yalnız bırakamam.
- Ik kan hem niet alleen laten.
Sadece annem beni gerçekten anlar.
- Alleen mijn moeder begrijpt me echt.
Bu saçma. Sadece bir ahmak buna inanabilir.
- Dat is absurd. Alleen een dommerik kan dat geloven.
Du musst lediglich das Zimmer aufräumen.
- Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.
Allein gehe ich nicht ins Kino, weil ich nach dem Film gern mit jemand darüber spreche.
- Alleen ga ik niet naar de cinema, want na de film wens ik die graag te bespreken met iemand.
Er hat für sich selbst beschlossen, dass er allein dort hingehen wird.
- Hij heeft voor zichzelf beslist dat hij daar alleen zou gaan.