I helped him carry his luggage upstairs. - Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.
I helped him carry his luggage upstairs.
Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.
I had to carry Tom upstairs. - Ik moest Tom naar boven dragen.
I had to carry Tom upstairs.
Ik moest Tom naar boven dragen.