He brought our TV set down to the cellar.
- Hij bracht ons tv-toestel naar de kelder.
When I went down to the garden, two little girls were picking daisies.
- Toen ik naar beneden in de tuin ging, waren daar twee kleine meisjes madeliefjes aan het plukken.
She called out to him, with tears running down her cheeks.
- Ze riep naar hem, terwijl tranen over haar wangen rolden.
I want you to go back over to other side.
- Ik wil dat je terug naar de andere kant oversteekt.
Everyone rushed over to the other side of the ship to see what was happening.
- Iedereen haastte zich naar de andere kant van het schip, om te zien wat er gebeurde.