naar

listen to the pronunciation of naar
Dutch - English
down to

He brought our TV set down to the cellar. - Hij bracht ons tv-toestel naar de kelder.

When I went down to the garden, two little girls were picking daisies. - Toen ik naar beneden in de tuin ging, waren daar twee kleine meisjes madeliefjes aan het plukken.

to go to
out to

She called out to him, with tears running down her cheeks. - Ze riep naar hem, terwijl tranen over haar wangen rolden.

over to

I want you to go back over to other side. - Ik wil dat je terug naar de andere kant oversteekt.

Everyone rushed over to the other side of the ship to see what was happening. - Iedereen haastte zich naar de andere kant van het schip, om te zien wat er gebeurde.

onto
to to
English - English
Bride
hot