Have you learned cooking or anything?
- Heb jij leren koken of zo?
I'm used to cooking for myself.
- Ik ben gewoon om voor mezelf te koken.
You may need to boil water.
- Je moet misschien water laten koken.
The tea is boiling hot.
- De thee is kokend heet.
My mother is busy cooking supper.
- Mijn moeder is bezig het avondeten te koken.
Salt is an indispensable ingredient for cooking.
- Zout is een onmisbaar ingrediënt om te koken.