Definition of gelukkig in Dutch English dictionary
- thankfully
Thankfully, there was an Armani store just outside the alley where Dima had slept.
- Gelukkig was er een Armaniwinkel vlak bij het steegje waar Dima had geslapen.
- fortunately
Fortunately, they escaped the danger.
- Gelukkig zijn ze aan het gevaar ontkomen.
Fortunately, no passengers were injured.
- Gelukkig raakte geen van de passagiers gewond.
- happily
I just want to live simply and happily, without troubles.
- Ik wil alleen maar gewoon en gelukkig leven, zonder problemen.
Nancy smiled happily.
- Nancy glimlachte gelukkig.
- fortunate
Fortunately none of the passengers were injured.
- Gelukkig raakte geen van de passagiers gewond.
Fortunately, they escaped the danger.
- Gelukkig zijn ze aan het gevaar ontkomen.
- happy
If you smile, I'll be happy.
- Als je glimlacht, zal ik gelukkig zijn.
Those who forget everything are happy.
- Zij die alles vergeten, zijn gelukkig.
- lucky
How lucky! There's nothing broken.
- Gelukkig! Er is niets gebroken.
- luckily
Luckily, the weather turned out fine.
- Gelukkig werd het weer beter.
Luckily she did not die.
- Gelukkig is ze niet gestorven.
