een van

listen to the pronunciation of een van
Dutch - English
one of

He is one of my neighbors. - Hij is één van mijn geburen.

He is one of my neighbours. - Hij is één van mijn geburen.

any of

Do you recognize any of this jewelry? - Herken je een van deze juwelen?

Do any of you know Tom? - Kent een van jullie Tom?

een van
Favorites