Onu tek başına yapsın.
- Laat hem het alleen doen.
Tek başına seyahat etmek istiyor.
- Hij reist graag alleen.
Buraya yalnız mı geldin?
- Ben je hier alleen heen gekomen?
Kütüphanede yalnızdılar.
- In de bibliotheek waren ze alleen.
Cennet ve cehennem sadece insanın kalbinde bulunur.
- Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.
Sadece annem beni gerçekten anlar.
- Alleen mijn moeder begrijpt me echt.
Du musst lediglich das Zimmer aufräumen.
- Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.
Er hat für sich selbst beschlossen, dass er allein dort hingehen wird.
- Hij heeft voor zichzelf beslist dat hij daar alleen zou gaan.
Ein Unglück kommt selten allein.
- Een ongeluk komt zelden alleen.