Onu tek başına yapsın.
- Laat hem het alleen doen.
Tek başına seyahat etmek istiyor.
- Hij reist graag alleen.
Onu yalnız bırakamam.
- Ik kan hem niet alleen laten.
Buraya yalnız mı geldin?
- Ben je hier alleen heen gekomen?
Bu saçma. Sadece bir ahmak buna inanabilir.
- Dat is absurd. Alleen een dommerik kan dat geloven.
Cennet ve cehennem sadece insanın kalbinde bulunur.
- Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.
Du musst lediglich das Zimmer aufräumen.
- Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.
Ein Unglück kommt selten allein.
- Een ongeluk komt zelden alleen.
Er hat für sich selbst beschlossen, dass er allein dort hingehen wird.
- Hij heeft voor zichzelf beslist dat hij daar alleen zou gaan.