Ah! If I were rich, I'd buy myself a house in Spain.
- Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
I have lost my umbrella somewhere in the park. I have to buy one.
- Ik ben mijn paraplu ergens in het park verloren. Ik moet een nieuwe kopen.
If I had money, I could buy it.
- Als ik geld had, kon ik het kopen.
I would buy it, except that it costs too much.
- Ik zou het kopen, maar het kost te veel.
Today is Tuesday. I am buying fishes.
- Vandaag is het dinsdag. Ik ben vissen aan het kopen.
We are thinking of buying some new furniture.
- We overwegen nieuwe meubels te kopen.