Onu tek başına yapsın.
- Laat hem het alleen doen.
Tek başına seyahat etmek istiyor.
- Hij reist graag alleen.
Buraya yalnız mı geldin?
- Ben je hier alleen heen gekomen?
Onu yalnız bırakamam.
- Ik kan hem niet alleen laten.
Cennet ve cehennem sadece insanın kalbinde bulunur.
- Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.
Sadece annem beni gerçekten anlar.
- Alleen mijn moeder begrijpt me echt.
Du musst lediglich das Zimmer aufräumen.
- Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.
Allein gehe ich nicht ins Kino, weil ich nach dem Film gern mit jemand darüber spreche.
- Alleen ga ik niet naar de cinema, want na de film wens ik die graag te bespreken met iemand.
Sie hat ihren Sohn allein im Auto gelassen.
- Zij heeft haar zoon alleen in de auto achtergelaten.