When I went down to the garden, two little girls were picking daisies.
- Toen ik naar beneden in de tuin ging, waren daar twee kleine meisjes madeliefjes aan het plukken.
He brought our TV set down to the cellar.
- Hij bracht ons tv-toestel naar de kelder.
She called out to him, with tears running down her cheeks.
- Ze riep naar hem, terwijl tranen over haar wangen rolden.
The two of you need to take the basket of apples over to your grandfather, the mother said. You will grab it from one side, and you - from the other. And that's how you'll set out.
- Jullie moeten samen een mandje appels naar opa brengen, zei moeder. Jij houdt de ene kant vast, en jij de andere. En zo lopen jullie dan.
He was kind enough to take us over to the island in his boat.
- Hij was zo vriendelijk ons met zijn boot naar het eiland te voeren.