What are you cooking?
- Wat zijn jullie aan het koken?
I'm used to cooking for myself.
- Ik ben gewoon om voor mezelf te koken.
The tea is boiling hot.
- De thee is kokend heet.
I burned myself with boiling water.
- Ik heb mezelf verbrand aan kokend water.
What are you cooking?
- Wat zijn jullie aan het koken?
Have you learned cooking or anything?
- Heb jij leren koken of zo?