All of his family work on a farm. - Zijn hele familie werkt op een boerderij.
All of his family work on a farm.
Zijn hele familie werkt op een boerderij.
The stable is right behind the farm house. - De stal is net achter de boerderij.
The stable is right behind the farm house.
De stal is net achter de boerderij.
Farmhouses have barns. - Boerderijen hebben schuren.
Farmhouses have barns.
Boerderijen hebben schuren.