I'm afraid of earthquakes. - Ik ben bang voor aardbevingen.
I'm afraid of earthquakes.
Ik ben bang voor aardbevingen.
She is not afraid of anything. - Ze is nergens bang voor.
She is not afraid of anything.
Ze is nergens bang voor.
Why are people scared of you? - Waarom zijn mensen bang voor jou?
Why are people scared of you?
Waarom zijn mensen bang voor jou?
They're all scared of him. - Ze zijn allen bang voor hem.
They're all scared of him.
Ze zijn allen bang voor hem.