Onu tek başına yapsın.
- Laat hem het alleen doen.
Tek başına seyahat etmek istiyor.
- Hij reist graag alleen.
Yalnız yaşamaya dayanamıyorum.
- Ik kan het niet verdragen om alleen te leven.
Kütüphanede yalnızdılar.
- In de bibliotheek waren ze alleen.
Bu saçma. Sadece bir ahmak buna inanabilir.
- Dat is absurd. Alleen een dommerik kan dat geloven.
Cennet ve cehennem sadece insanın kalbinde bulunur.
- Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.
Du musst lediglich das Zimmer aufräumen.
- Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.
Ein Unglück kommt selten allein.
- Een ongeluk komt zelden alleen.
Sie hat ihren Sohn allein im Auto gelassen.
- Zij heeft haar zoon alleen in de auto achtergelaten.